Platteland eerste helft 19e eeuw

Hier zal ik je informeren over de kledij van de dames op het platteland tijdens de eerste helft van de 19e eeuw in Vlaanderen. Sinds een tijd wil ik graag voor mezelf boerenkledij maken van deze periode. Omdat het zoveel tijd vraagt om alle info erover te vinden en er nergens duidelijke instructies over zijn, leek het me interessant om mijn bevindingen hier met je te delen. Het is een work in progress. Dus de tekst is steeds in beweging naargelang mijn onderzoek vordert en ik alles tot één geheel samenbreng.

 

Heb je opmerkingen of vragen dan mag je me steeds een mailtje sturen. Contact – rebekkasboudoir

Allereerst moet ik naar de tijd voor de 19e eeuw teruggaan. Op het platteland duurde het immers even vooraleer de nieuwste mode tot bij hen geraakte. De meeste mensen hun leven speelde zich af in hun eigen dorp. Er waren toen nog niet veel wegen, alles ging met paard en kar en de eerste trein reed maar pas eind jaren 1830. De meeste mensen waren boeren en verdienden wat extra bij door de huisnijverheid (spinnen, weven,...). Het duurde altijd lang vooraleer de stadse mode doorsijpelde naar het platteland. De basiskledingstukken waren overal wat hetzelfde. Ik merk op dat vooral de dameskap per streek verschilde.

Enkele links over kledij in de 16e eeuw:

Kleding in de 16e eeuw - Mode, kleur en stof | Historiek
Kleding in de zestiende eeuw (III) – Voor de vrouw | Historiek
Aan het begin van de 16e eeuw droeg een vrouw een hemd (keurs) tot aan de grond met lange mouwen. Eenvoudig van snit natuurlijk. De kleding erboven was laag uitgesneden waardoor het hemd zichtbaar was. Erover droegen ze een onderkleed met een strak ingeregen bovenlijfje. Wanneer het kouder werd, droegen ze ook nog een bovenkleed.
Natuurlijk hoe rijker men was, hoe duurder de gebruikte stoffen en versieringen waren.
Wat later nog tijdens de eerste helft van de 16e eeuw werden de kledingstukken opgesplitst.
  • Het hemd (keurs) blijft een onderhemd.
  • Het onderkleed werd een keurslijfje (ingeregen; een voorloper van de corset) en een onderrok.
  • Het bovenkleed werd de jak (bovenlijfje) en de bovenrok.
En dit wordt dan uiteindelijk de basis voor de kledij van de dames op het platteland.
Er waren toen nog geen kledingwinkels zoals nu. De huisvrouw kon de kledij en de stoffen zelf maken, laten maken door een naaister of tweedehands kopen. Het hing allemaal af van je budget. Het was niet goedkoop, dus was men zuinig met zijn kledij. De klanten van de naaisters namen ook zelf hun stoffen mee.
Behoorde je tot de middenstand zoals een onderwijzer dan kon je je kledij laten maken. Behoorde je echter tot de lagere klassen zoals dienstpersoneel, dan maakte je zelf je eigen kledij of kocht je tweedehands.
Zo kregen boerenmeiden als onderdeel van hun loon ook bepaalde kledingstukken:

Zo won een boerenmeid in 1848 te Rethy 26 (Nederlandse) gulden huur (=loon), daarbij 3 linnen hemden, 1 blauw linnen voorschoot, een paar blokken (klompen), een paar kousen, één gulden voor een muts en één gulden voor een halsdoek.

Voor de dagdagelijkse werkkledij gebruikte men goedkope stoffen zoals katoen, baai of bombazijn. De snit was ook eenvoudig. Kledij was kostbaar, dus werd er veel versteld en was ze dikwijls verkleurd. De kleurstoffen waren ook nog niet zo kleurvast. Het was niet voor niets dat de onderkledij die veel moest gewassen worden, wit van kleur was. Natuurlijk was het wit van toen niet het wit van nu.

De vrouwen hun kledij bestond uit:

  • onderhemd
  • (damasten) keurslijfje
  • jak met schootje
  • (rood baaien) onderrok(ken) tot over de kuiten
  • (gestreepte) bovenrok
  • schort
  • zwarte ondermuts met erboven een duurdere muts
  • schoenen of muilen (later verdrongen door klompen) met kousen
  • omslagdoek of eventueel mantel (=statussymbool)

De vrouw droeg haar haar in een middenscheiding met in de nek een dotje. Dat hielp ook om de muts op zijn plaats te houden. Haar werd nooit los gedragen en ze droeg steeds iets op haar hoofd.

Alles was afhankelijk van het budget van de vrouw. De armsten liepen in oude lompen tot op de draad versleten.

Beschrijving kledingstukken

Zonder hoofdbedekking en blote benen kon je niet op straat komen. Het zou een schande geweest zijn. Men droeg veel meer lagen kleding dan nu en men droeg de kledingstukken heel lang. Dat kon ook want de mode veranderde niet om de haverklap. Alle mogelijke kleurencombinaties waren mogelijk. Verschillende dessins door mekaar ook. Bloemetjes met een streepje of een ruitje. Alles was mogelijk. Het sluiten vande kleding gebeurde met haken en ogen of met een rijgveter. Knopen en knoopsgaten niet rond 1800. (?)