Platteland eerste helft 19e eeuw
Hier zal ik je informeren over de kledij van de dames op het platteland tijdens de eerste helft van de 19e eeuw in Vlaanderen. Sinds een tijd wil ik graag voor mezelf boerenkledij maken van deze periode. Omdat het zoveel tijd vraagt om alle info erover te vinden en er nergens duidelijke instructies over zijn, leek het me interessant om mijn bevindingen hier met je te delen. Het is een work in progress. Dus de tekst is steeds in beweging naargelang mijn onderzoek vordert en ik alles tot één geheel samenbreng.
Heb je opmerkingen of vragen dan mag je me steeds een mailtje sturen. Contact – rebekkasboudoir
Allereerst moet ik naar de tijd voor de 19e eeuw teruggaan. Op het platteland duurde het immers even vooraleer de nieuwste mode tot bij hen geraakte. De meeste mensen hun leven speelde zich af in hun eigen dorp. Er waren toen nog niet veel wegen, alles ging met paard en kar en de eerste trein reed maar pas eind jaren 1830. De meeste mensen waren boeren en verdienden wat extra bij door de huisnijverheid (spinnen, weven,...). Het duurde altijd lang vooraleer de stadse mode doorsijpelde naar het platteland. De basiskledingstukken waren overal wat hetzelfde. Ik merk op dat vooral de dameskap per streek verschilde.
Enkele links over kledij in de 16e eeuw:
- Het hemd (keurs) blijft een onderhemd.
- Het onderkleed werd een keurslijfje (ingeregen; een voorloper van de corset) en een onderrok.
- Het bovenkleed werd de jak (bovenlijfje) en de bovenrok.
Zo won een boerenmeid in 1848 te Rethy 26 (Nederlandse) gulden huur (=loon), daarbij 3 linnen hemden, 1 blauw linnen voorschoot, een paar blokken (klompen), een paar kousen, één gulden voor een muts en één gulden voor een halsdoek.
Voor de dagdagelijkse werkkledij gebruikte men goedkope stoffen zoals katoen, baai of bombazijn. De snit was ook eenvoudig. Kledij was kostbaar, dus werd er veel versteld en was ze dikwijls verkleurd. De kleurstoffen waren ook nog niet zo kleurvast. Het was niet voor niets dat de onderkledij die veel moest gewassen worden, wit van kleur was. Natuurlijk was het wit van toen niet het wit van nu.
De vrouwen hun kledij bestond uit:
- onderhemd
- (damasten) keurslijfje
- jak met schootje
- (rood baaien) onderrok(ken) tot over de kuiten
- (gestreepte) bovenrok
- schort
- zwarte ondermuts met erboven een duurdere muts
- schoenen of muilen (later verdrongen door klompen) met kousen
- omslagdoek of eventueel mantel (=statussymbool)
De vrouw droeg haar haar in een middenscheiding met in de nek een dotje. Dat hielp ook om de muts op zijn plaats te houden. Haar werd nooit los gedragen en ze droeg steeds iets op haar hoofd.
Alles was afhankelijk van het budget van de vrouw. De armsten liepen in oude lompen tot op de draad versleten.
Beschrijving kledingstukken
Zonder hoofdbedekking en blote benen kon je niet op straat komen. Het zou een schande geweest zijn. Men droeg veel meer lagen kleding dan nu en men droeg de kledingstukken heel lang. Dat kon ook want de mode veranderde niet om de haverklap. Alle mogelijke kleurencombinaties waren mogelijk. Verschillende dessins door mekaar ook. Bloemetjes met een streepje of een ruitje. Alles was mogelijk. Het sluiten vande kleding gebeurde met haken en ogen of met een rijgveter. Knopen en knoopsgaten niet rond 1800. (?)